Begrippenlijst
Termen op www.mopro.nl
Op www.moppro.nl gebruiken we veel termen, begrippen en
afkortingen. We proberen steeds zo duidelijk mogelijk te zijn.
Maar het kan natuurlijk gebeuren dat je een woord of afkorting
leest en bij jezelf denkt: "Waar hebben ze het in vredesnaam
over?". Als het even meezit kun je in deze begrippenlijst vinden
wat wij met een bepaald woord of met een afkorting bedoelen.
De bedoeling van deze lijst is niet om een compleet overzicht te
geven van termen die in de computer- en midiwereld worden
gebruikt. Het gaat hier uitsluitend om de termen die op
www.mopro.nl vaak terugkomen en waarbij de betekenis niet altijd
voor zich spreekt. Deze begrippenlijst wordt continu
uitgebreid.
In alfabetische volgorde:
AD/DA-CONVERTER = Zet analoge signalen om naar digitale
codes (AD-Converter) en zet later de digitale codes weer terug
naar analoge signalen (DA-Converter). Voor harddiskrecording is
een AD/DA-Converter nodig. AD/DA-converters vind je in het
geluidsgedeelte van computers, in DAT-recorders, in CD-spelers en
in specifieke audio-hardware zoals van Digidesign en Yamaha
(CBX-D3 en CBX-D5). AD/DA-converters zijn er in verschillende
kwaliteiten. Die van de Atari Falcon 030 bijvoorbeeld hebben niet
zo'n goeie naam. Die van Digidesign en Yamaha wel.
ADMINISTRATOR = De System Operator van MoproCom, oftewel de
beheerder van dit BBS.
ALTERNATE = Modifier-toets op computertoetsenbord. Op de
Macintosh toetsenborden heet deze toets ook wel Option (met als
symbool een liggende stemvork).
APPLICATIE = Computer-software-programma. Een applicatie
draait onder een Operating System. Voorbeeld: MacOS is een
Operating System en Logic is een applicatie. Ook een
tekstverwerker of een database is een applicatie. Amerikanen
hebben het vaak over een app. Dat is dan de afkorting van
applicatie.
ASAP = As Soon As Possible. Oftewel: Zo Snel Mogelijk.
Sommigen hebben de gewoonte elk verzoek en elke order af te
sluiten met deze vier letters. Ze bedoelen daarmee dat ze haast
hebben. Richting ons is het overbodig die aansporing te gebruiken.
Wij doen altijd alles zo snel mogelijk. Daarbij doen we alles ook
AGAP: As Good As Possible.
BESTAND = De gegevens die je maakt, opslaat en weer laadt
met een applicatie. Een tekst die je maakt met een tekstverwerker
is een bestand, een song die je maakt met een sequencer is ook een
bestand. Je zou kunnen zeggen dat een bestand datgene is wat jij
zelf hebt gemaakt, je eigen werk. In de meeste programma's kom je
het engelse woord 'File' tegen. Een file is een bestand.
BETA-VERSIE = Een testversie van een computerprogramma. Als
een programma in het beta-stadium zit, is hij bijna klaar om
uitgebracht te worden. Wat de programmeur betreft is het programma
(of de update) klaar maar eerst moet nog gecontroleerd worden of
alle functies van het programma goed werken. Het schijnt nogal
eens voor te komen dat na het programmeren van nieuwe functies,
oude functies ineens niet meer goed werken. Het testen van de
beta-versie wordt gedaan door zogenoemde beta-testers.
Beta-testers zijn Power Users die het betreffende programma (en
ook de mensen achter het programma) door en door kennen. Zij keren
een beta-versie binnenstebuiten.
Het gebeurt weleens (per ongeluk) dat een beta-versie in de
roulatie komt en verspreid wordt onder een grote groep mensen. Dat
is op zich niet zo'n ramp maar toch pertinent niet de bedoeling.
Een beta-versie kan namelijk nog fouten bevatten. Als je geen
beta-tester bent in opdracht van de programmeurs werk dan liever
niet met een beta-versie. Een beta-versie is niet bedoeld om te
gebruiken maar om te testen. Als een beta-versie de test van de
beta-testers heeft doorstaan wordt hij uitgebracht als officiele
uitgave. Dan kan het nog steeds zijn dat er misschien ergens een
foutje in zit. Dat kun jij als gebruiker dan rapporteren met een
bug-rapport (zie onder bug-report).
BIAB = Band-in-a-Box. Het is een vreselijk leuk programma
maar de naam is om te typen een crime, met die streepjes ertussen.
Daarom korten wij het meestal af tot Biab.
BUG = Letterlijk: insect, kever. In software-land wordt met
een bug bedoeld: een verschijnsel (foutje) dat onbedoeld in de
software is terechtgekomen. Het is vrijwel nooit schadelijk, maar
soms wel vervelend. Een bug treedt meestal op als ongewenst
bij-effect na het inprogrammeren van nieuwe functies. Een concreet
voorbeeld maakt dit duidelijk. Stel je hebt in je kamer meer
boeken dan schapruimte. Om alle boeken kwijt te kunnen hang je een
nieuwe schap op. Probleem opgelost. Echter, je hebt de schap zo
opgehangen dat nu de deur niet meer open kan. Dat is dan een bug.
Die bug kun je verwijderen door de schap een beetje te verplaatsen
of er een stukje af te zagen. Zo kunnen bugs in de software door
programmeurs ook altijd weer worden verwijderd. Daarom is het
belangrijk altijd met de nieuwste versie van een programma te
werken. In nieuwe versies zitten nieuwe functies maar zijn ook
bugs (die eventueel in een eerdere versie zaten) verwijderd.
Lang niet alle vreemde verschijnselen zijn bugs. Sommige mensen
zijn erg snel geneigd om iets wat misgaat meteen maar bug te
noemen terwijl ze gewoon zelf iets niet goed doen. Daar komt de
term 'user-bug' vandaan.
Een vreemd verschijnsel met software is pas een bug als het
gereproduceerd kan worden. Een bekend voorbeeld is iets wat
optrad met de eerste 1.1 versie van Notator Alpha. Als je daarin
de dubbele maatstreep aan het eind van een stuk verwijderde, liep
het programma vast. Niet 1 keer maar altijd en op alle computers.
Dat was dus goed te reproduceren. De voorlopige oplossing was om
die functie niet te gebruiken. De definitieve oplossing kwam met
een nieuwere 1.1 (1.149 om precies te zijn) waaruit de bug was
verwijderd.
Een bug is geen virus. Bugs zijn niet schadelijk, maar kunnen
hooguit een crash veroorzaken. Da's vervelend maar niet erg.
Virussen kunnen wel schade aanrichten. Virussen worden bewust
geprogrammeerd door frustro's die geen vriendinnetje kunnen vinden
en daarom maar anderen gaan pesten.
BUG-REPORT = Een rapport over een bug in een programma. Als
jij een bug ontdekt in je programma kun je dat rapporteren aan
Mopro en wij zorgen dat dit wordt doorgegeven aan de programmeurs
zodat de bug verwijderd kan worden. Doe een bug-report altijd
schriftelijk (per post of via een MoproCom mail). Vermeld alles
wat maar enigszins relevant en belangrijk kan zijn. Op welke
computer precies, met welke versie precies? Welk OS en welke
versie daarvan?
Maak duidelijk hoe wij de bug kunnen reproduceren. Als wij het
niet kunnen reproduceren, is het waarschijnlijk geen bug.
Het kan ook dat je een bug rapporteert en dat de programmeur dan
reageert met "That is not a bug, that is a feature".
COMMAND = Modifier toets op Apple Macintosh computers,
naast Shift, Control en Alternate. De Mac heeft dus een modifier
toets extra in vergelijking met PC en Atari. De Command-toets
alleen doet niets, maar moet altijd in combinatie met een andere
toets worden gebruikt. Bijvoorbeeld: [COMMAND]-[Q]
is Quit, [COMMAND]-[O] is Open. Veel
Mac-gebruikers noemen dit niet command, maar 'appeltje' of
'klaver' door het symbool wat op deze toets staat. Dat kan leuke
woordspelingen opleveren, bijvoorbeeld APPELPUNT
([COMMAND]-[.]) voor het onderbreken van een
operatie. De 'klaver' schijnt overigens een oud Zweeds symbool te
zijn voor 'kasteel'. Power-users zeggen Command.
DAS = Digital Audio Sequencer. Een applicatie waarin
midi-recording en audio-recording zijn geintegreerd. In een aantal
gevallen is ook muzieknotatie daarbij inbegrepen. Voorbeelden van
Digital Audio Sequencers: Logic Audio, Studio Vision, Musicator
Audio.
DAW = Digital Audio Workstation. Verzamelnaam voor een
digitale audio multitrackrecorder. Meestal kan het apparaat ook
audiobewerkingen uitvoeren. Steeds vaker is het op basis van een
computer.
DISTRIBUTEUR = Bedrijf dat produkten op voorraad houdt en
verdeelt over dealernet/usernet. Mopro is een distributeur.
DONGLE = Beveiligingssleutel voor software. Schijnt te zijn
bedacht door de amerikaan Don Gall. Synoniemen die we gebruiken
zijn: 'sleutel' en 'key'. De dongle is onderdeel van sommige
programma's en moet op de computer worden aangesloten. Zonder
dongle kan de software niet worden gestart. Programma's als
Notator SL en Logic werken met een dongle. Het is voor
programmeurs de garantie dat iedereen die met het programma wil
werken het koopt en niet kopieert. Het voordeel voor jou en ons is
dat het heel eenvoudig is om je van updates te voorzien. Bij
programma's zonder dongle moet vaak de originele disk worden
teruggestuurd om een update te bestellen. Bij programma's met
dongle zelden. Zonder de dongle heb je namelijk niets aan een
update-disk.
DSP = Digitale Signaal Processor. Chip die gebruikt wordt
bij ondermeer harddiskrecording.
EDIT = Bewerken. In praktijk betekent het meestal
'veranderen' en 'aanpassen'. Als je in een sequencer een stukje
muziek hebt opgenomen en je gaat vervolgens in de sequencer die
muziek veranderen met de muis, door een noot te verplaatsen
bijvoorbeeld, ben je aan het 'editen'.
EXTENSIE = (1)Op PC en Atari de laatste drie letters van
een bestandsnaam. Beter gezegd: de drie letters achter de punt van
een bestandsnaam. Veel voorkomende extensies zijn: MID voor
Standard Midifile, TXT voor tekst, DOC voor een (tekst)document,
PRG voor een programma, EXE voor een executable file.
(2)Op Macintosh een bestand dat bij opstarten in het geheugen
wordt geladen. Veel programma's hebben extensies nodig om te
kunnen functioneren. Het kan echter voorkomen dat extensies van
het ene programma de werking van een ander programma nadelig
beinvloeden. Je kunt die extensie(s) dan uitschakelen. Je vindt ze
in de Systeemmap in de folder Extensies (of Extensions). In
nieuwere System-versies kan het nog wat comfortabeler in
Extensiebeheer dat je in Regelpanelen vindt. Als je tijdens het
opstarten van de Macintosh de [Shift]-toets ingedrukt
houdt worden alle Extensies uitgeschakeld; dat is de radicale
manier.
FOLDER = (1)Brochure. Schriftelijke documentatie (met
afbeeldingen) over een produkt.
(2)Verzameling bestanden. Op Apple Macintosh en Atari zul je
bestanden die bij elkaar horen onderbrengen in een speciale
folder. Het nederlandse woord Map wordt ook wel gebruikt. Kort
samengevat: in een folder zit van alles dat bij elkaar hoort. In
een folder kun je weer nieuwe folders onderbrengen. Hier op
MoproCom maken we veel gebruik van Folders. Zo is er de folder
Merken Rubriek. In deze folder zitten weer nieuwe folders. Voor
elk merk een aparte folder. In zo'n folder (bijvoorbeeld van
Emagic) zitten dan weer andere folders die over specifieke
produkten van Emagic gaan. Bijvoorbeeld een folder over Logic en
een andere folder over Notator/Creator. PC mensen spreken meestal
van directory en niet van folder.
(3)In Logic: Groep sequences. Afgeleid van het Macintosh System
werk je ook in Logic met folder-structuren. Sequences die bij
elkaar horen verpak je in een folder om ze overzichtelijk bij
elkaar te hebben en als geheel te kunnen verplaatsen of
transponeren. Bijvoorbeeld een folder voor het eerste couplet.
Verschillende folders kun je samenpakken in weer een nieuwe grote
folder.
GEHEUGEN = Opslagcapaciteit. We onderscheiden werkgeheugen:
zit met RAM-simms in de computer, en harddiskgeheugen: totale
capaciteit van de harddisk. Harddiskgeheugen heb je meestal
genoeg. Zoniet dan kun je iets van de harddisk wissen om meer
geheugen vrij te maken. Werkgeheugen is moelijker. Als een
programma 4MB werkgeheugen nodig heeft om te kunnen draaien, werkt
dat programma niet als er maar 2MB werkgeheugen in de computer
zit. Dan moet het werkgeheugen uitgebreid worden door extra
geheugen modules (simm's) in de computer te plaatsen.
GENERAL MIDI (GM) = Afspraak binnen het midi-protocol
waarin een aantal zaken gestandaardiseerd zijn voor synths,
keyboards en soundmodules, ondermeer dat onder de verschillende
program change nummers altijd hetzelfde (soort) geluid zit. Onder
program change nummer 1 zit bijvoorbeeld een acoustisch
pianogeluid. Andere afspraken voor General Midi: 128 verschillende
geluiden, 16 kanalen multitimbraal, 24-stemmig polyfoon (8 voor
drums/percussie en 16 voor overige instrumenten), midikanaal 10 is
drumkanaal, Controller 7 is volume, Maximale uitslag van Pitchbend
is twee halve tonen en zo nog wat regeltjes. Alleen als aan alle
regeltjes is voldaan mag een apparaat het General Midi logo
dragen. General Midi zegt niets over de kwaliteit van de geluiden,
alleen maar iets over het aantal geluiden en de rangschikking
daarvan. General Midi zegt ook niets over een bestandsformaat.
Hoewel veel Standard Midifiles zijn opgebouwd volgens GM, heeft GM
strikt genomen niets te maken met Standard Midifiles.
GS (GENERAL STANDARD) = De Roland-versie van General Midi
(GM). GM is helemaal compatible met GS. Andersom niet per
definitie. Volgens het principe 'een koe is een dier maar niet
alle dieren zijn koeien'. GS biedt meer dan GM. In GS zijn
bijvoorbeeld ook controllers gedefinieerd voor Chorus en Reverb.
Als iets GM is, is het ook GS.
HARDDISK-RECORDING = Digitaal opnemen waarbij de (analoge)
geluidssignalen worden omgezet naar digitale codes. Die digitale
codes worden (tijdens opname) op harddisk opgeslagen. Vandaar de
naam.
KEY = (1)Sleutel; Dongle. Wij gebruiken meestal het woord
key en minder vaak sleutel of dongle. Kijk bij DONGLE voor de
juiste betekenis.
(2)Toets. Dat kan een toets van een klavier zijn of van een
QWERTY-toetsenbord.
(3)Toonsoort. In muzieknotatie betekent het engelse woord Key:
Toonsoort en niet Sleutel. Het engels voor Sleutel is Clef (De G-,
F- en C-sleutels). Bij sessies met nederlandse en engelse
muzikanten kunnen leuke communicatiestoornissen optreden. De
engelse bassist stelt voor een bluesje te spelen. De nederlandse
gitarist vraagt: "In what key?". De engelsman antwoord: "In E". De
nederlander gaat spelen in E en de engelsman in A. Als engelsen E
zeggen bedoelen ze A.
KEYBOARD = Toetsenbord. Dat kan het QWERTY-toetsenbord van
de computer zijn maar met Keyboard bedoelen wij meestal een
midiklavier. In bredere zin is een keyboard een midiklavier met
daarin geluiden en eventueel begeleidingsritmes. In dat laatste
geval hebben wij het meestal over Home-Keyboard.
Dus: met Keyboard bedoelen we een midi-keyboard. Als we het
computertoetsenbord bedoelen zullen we dat ook specifiek zo
noemen. Of: QWERTY-toetsen.
Keyboard is ook de naam van een amerikaans
toetsen/midi-tijdschrift. In Duitsland is een soortgelijk blad
maar dan met een s erachter: Keyboards.
LAM = Afkorting voor: Logic Audio Macintosh
LAPC = Afkorting voor: Logic Audio PC
MIDI = Alles wat te maken heeft met het aansluiten van
computers op synthesizers en soundmodules om muziek te maken. Ook
de software hoort hierbij. Met MIDI bedoelen we specifiek niet
harddisk-recording. MIDI schrijven wij overigens meestal met
kleine letters: midi. Dat typt en leest makkelijker. MIDI is een
afkorting van: Musical Instrument Digital Interface.
MIDI-INTERFACE = Hardware die nodig is om een computer aan
te sluiten op midi-instrumenten. Atari computers hebben standaard
een midi-interface ingebouwd. Voor PC's zijn er insteekkaarten en
ook externe units. Voor Macintosh zijn er externe units die op de
modempoort en/of printerpoort worden aangesloten. Mopro levert
allerlei soorten midi-interfaces.
Het woord midi-interface is eigenlijk een pleonasme. De laatste i
van midi staat immers al voor interface. Eigenlijk staat er dus:
Musical Instrument Digital Interface-Interface. Toch gebruiken we
die term als zodanig, tegen beter weten in. Het is dan duidelijk
dat het gaat om de hardware.
ML = Afkorting voor: Micro Logic
MODEM = Hardware die het mogelijk maakt om met je computer
via de telefoonlijn met een andere computer te communiceren. De
verbinding van jouw computer met MoproCom komt tot stand via jouw
modem en onze modem. Simpel gezegd is een modem een
telefoontoestel voor computers. Hoewel veel mensen het hebben over
'het modem' is toch echt alleen maar 'de modem' correct.
MONITOR = (1)Beeldscherm bij een computer.
(2)Afluistering bij geluidsweergave (luidspreker).
MS-DOS = Het Operating System in PC's. MS-DOS is een
afkorting van MicroSoft Disk Operating System. Als iemand het
gewoon over DOS heeft, hoeft dat niet per se MS-DOS te zijn. Er is
ook een DR-DOS (van Digital Research, dezelfde club die GEM voor
Atari heeft gemaakt), maar dat is aanmerkelijk minder populair.
Tegenwoordig heet dat trouwens Novell DOS omdat Digital Research
is overgenomen door Novell.
NATIVE = Een term die wordt gebruikt voor software die
direct gecodop de CPU van de computer werkt en . De PowerPC
modellen van Apple hebben een ander soort CPU dan de oudere Apple
computers. De RISC processor in de PowerPC's kan veel sneller zijn
maar dan moet wel de software daarop afgestemd worden. Software
die speciaal is gemaakt om op een PowerPC gebruikt te worden heet:
'Native' software. Finale en Logic zijn op het moment van
schrijven leverbaar in een native versie. Macintosh-programma's
die niet in native leverbaar zijn, kunnen over het algemeen ook
gebruikt worden op een PowerMac maar die benutten dan niet de
snelheid optimaal. Zo'n programma dat nog niet native is draait
'in emulatie-mode' of in '68K mode'.
NOTATOR = Het sequence/notatie-programma van de
programmeurs Gerhard Lengeling en Chris Adam. Vroeger verkocht
onder de naam C-LAB, nu onder de naam Emagic. Met Notator bedoelen
we het programma met die naam dat draait op Atari ST computers.
Volledig heet het programma Notator SL.
OPERATING SYSTEM = De software in een computer die ervoor
zorgt dat de computer kan functioneren. Voorbeelden zijn: TOS op
Atari, System 7.5 op Macintosh en MS-DOS op PC. Windows 3.1 is per
definitie geen Operating System, want voor Windows is het
Operating System DOS nodig. Windows95 is wel een zelfstandig
Operating System. Met alleen een Operating System doe je doorgaans
niet zoveel. Dat doe je wel met een Applicatie (tekstverwerker,
database, sequencer etc.).
OS = Afkorting van Operating System.
OS/2 = Operating System van IBM. Concurrent voor Windows
van MicroSoft. Mensen die niet zo gecharmeerd zijn van OS/2
spreken het uit als: "een-half-operating-system", gebaseerd op de
schrijfwijze.
PC = Personal Computer. Eigenlijk is elke computer met een
eigen harddisk en processor een PC. Dus een Atari en een Macintosh
zijn ook Personal Computers. Maar net als vele anderen gebruiken
wij de term PC alleen voor IBM-compatible computers. Een beetje
verwarrend omdat bijvoorbeeld de IBM PS/2 dusdanig afwijkt dat
deze niet IBM-compatible is, ondanks dat het een IBM is. Anders
gezegd dan: met PC bedoelen we een computer met een Intel of AMD
processor.
POWERMAC = PowerPC.
POWER-PC = Ook wel PowerMac genoemd. De lijn computers van
Apple, gebaseerd op RISC-processors. PPC processors worden
gefabriceerd door IBM en Motorola.
POWER-USER = Letterlijk: een krachtige gebruiker. Een
eretitel. Hoewel de term nergens duidelijk omschreven is, mag
iemand zich wat ons betreft Power-User noemen als hij heel erg
veel (eigenlijk: alles) weet van een programma. In bredere zin is
een Power-User iemand die veel weet over verschillende programma's
en ook bekend is met meerdere computersystemen en operating
systems. Een Power-User is in staat om voorkomende problemen goed
en snel -en vooral ZELF- op te lossen. Een Power-User weet een bug
te onderscheiden van een bedieningsfout. Een Power-User is per
definitie niet een programmeur, maar kan dat natuurlijk ook zijn.
Synoniemen voor Power-User zijn wellicht: Freak, Insider, Wizkid,
Professional of 'iemand die de handleidingen van voor tot achter
leest en onthoudt'.
PROCESSOR = Hart van de computer. De chip die al het
rekenwerk verzorgt. In Atari, Apple Macintosh en Commodore Amiga
zitten Motorola processors (68000, 68030, 68040, 68050 etc.). In
PC's zitten Intel processors of klonen daarvan (80286, 386, 486 en
Pentium). Eigenlijk heet dit de CPU (Central Processing Unit) want
er zijn nog veel meer soorten processors.
PROFESSIONAL = Iemand die beroepsmatig (voor zijn
professie) met onze produkten werkt. De tegenhanger van
professional is amateur. Een woord dat een negatieve bijklank
heeft maar dat is niet terecht. Amateur is afgeleid van het
italiaanse woord 'amare' en betekent letterlijk 'liefhebber'.
Professional zijn zegt niet per definitie iets over de kennis die
iemand van de materie heeft. In veel gevallen weten amateurs meer
van onze produkten dan professionals.
PROGRAMMEUR = Maker van software.
QUANTISEREN = Vernederlandsing van het engelse Quantize.
Wordt gebruikt in sequencers en betekent het recht op de tel
zetten van de noten. De betere sequencers bieden de mogelijkheid
om de muziek ten dele te quantiseren, oftewel de noten een beetje
richting de goede tel te verplaatsen maar toch de timing van de
muzikant te handhaven. Omdat ook veel niet-toetsenisten met
sequencers werken, kan quantiseren een handige functie zijn. Met
quantiseren verberg je matig musiceren. Om goede muzieknotatie te
verkrijgen met een notatieprogramma is quantiseren van een opname
meestal een must.
QWERTY = Het toetsenbord bij de computer zoals we dat in
Nederland gebruiken. De naam is gebaseerd op de eerste zes letters
zoals die linksboven op onze toetsenborden zitten. In Frankrijk en
Belgie zijn AZERTY toetsenborden in gebruik. In Duitsland QWERTZ.
Zelfs zo iets simpels als toetsenborden is dus niet compatible
tussen de verschillende nationaliteiten. Gelukkig voor de
Nederlanders wordt in Amerika en Engeland ook QWERTY gebruikt.
Over compatible gesproken; is het je ooit opgevallen hoe irritant
het is dat de indeling van cijfertoetsen op een telefoon precies
anders is als op een rekenmachine of het numerieke deel van je
computertoetsenbord?
RAM = Random Access Memory. Vrij toegankelijk geheugen.
Iets wat in RAM staat kun je er zelf ook weer vanaf halen,
veranderen en opnieuw opslaan in dat RAM. Een harddisk is RAM en
een floppydisk natuurlijk ook.
ROM = Read Only Memory. Iets wat in ROM staat, kun je
alleen maar lezen (laden, openen). Het is niet mogelijk om in ROM
zelf iets op te slaan. Vandaar de naam CD-ROM. Je kunt er van
alles afhalen, maar niets op wegschrijven.
RTM = Afkorting voor Read The Manual. Dat kan het antwoord
zijn van een support medewerker die even geen zin of tijd heeft om
het antwoord op een vraag uit de handleiding voor te lezen. Hij
bedoelt daarmee: lees zelf de handleiding. Op MoproCom gebruiken
we hem niet maar je komt ook wel eens RTFM tegen (Read The Fucking
Manual). Iets netter is dan RTBM (Read The Bloody Manual).
SCSI = Afkorting voor Small Computer System Interface. Een
aansluitmanier voor harddisks op computers en samplers. Maar ook
voor bijvoorbeeld een CD-ROM-speler op een computer. Als je SCSI
uitspreekt als Es-Cee-Es-Ie val je door de mand als iemand die er
niets van weet. Als je het uitspreekt als Skoezie, met klemtoon op
de oe, ben je al iets beter op de hoogte. Powerusers en insiders
hebben het echter over Skuzzie, met een korte u zoals in 'put'. De
uitspraak die men oorspronkelijk voor ogen had was Sexy, maar dat
gebruikt niemand.
SDII = Afkorting voor Sound Designer II (software van
Digidesign).
SEQUENCER = Computerprogramma waarmee midi-informatie kan
worden opgenomen, bewerkt en afgespeeld. Ander woord voor
sequencer is: midi-recorder. De meeste sequencers buiten alle
mogelijkheden van midi goed uit en bieden dan ook allerlei
(geavanceerde) bewerkingsmogelijkheden. Quantiseren en
transponeren zijn standaardfuncties in een sequencer.
SMF = Afkorting van Standard Midifile (Formaat).
SMPTE = Afkorting voor Society of Motion Pictures and
Television Engineers. Je spreekt het uit als semptie. Het is een
verbond tussen film-, video- en tv-makers in Amerika. Deze club
heeft afspraken gemaakt over een standaard manier van
tijdcode-synchronisatie. Die manier draagt daarom de naam
SMPTE-synchronisatie. In praktijk heeft men het meestal gewoon
over SMPTE als daarmee de manier van tijdcode-synchroniseren wordt
bedoeld, terwijl de Society nog veel meer heeft gedaan dan alleen
maar tijdcode definieren. Strikt genomen ook erg fout omdat
SMPTE-tijdcode is gebaseerd op 30 frames per seconde. Dat is de in
Amerika (en Japan) geldende NTSC norm. In Europa wordt in de
meeste landen de PAL norm gebruikt en die werkt met 25 frames per
seconde. Dat is niet door de SMPTE bepaald maar door de EBU
(European Broadcasting Union).
SOUNDMODULE = Een synthesizer zonder toetsen. Het
nederlandse woord 'geluidsmodule' wordt ook wel gebruikt. Een
soundmodule is een kastje met allemaal klanken erin. De klanken
kunnen aangestuurd worden via midi. Vanuit een sequencer
bijvoorbeeld. Van veel synthesizers bestaat een versie met toetsen
en eentje zonder toetsen (dat is dan de soundmodule). Die versie
zonder toetsen is interessant voor je als je al een toetsenbord
hebt.
STANDARD MIDIFILE = Universeel uitwisselingsformaat voor
sequencer bestanden. Wat ASCII is voor tekstverwerkers is de
Standard Midifile voor sequencers. Standard Midifile wordt vaak
afgekort tot SMF. Elk programma slaat bestanden op in een eigen
formaat. Op PC en Atari is dat bestandsformaat herkenbaar aan de
extensie. Bij Notator SL is dat .SON, bij Logic Atari is dat .LOG,
bij Logic PC is dat .LSO en bij Musicator is dat .MCT. Een bestand
met de extensie .LOG kan niet zomaar in Musicator worden geladen.
Daarom moet je in bijvoorbeeld Notator SL het bestand eerst
opslaan als Standard Midifile. Het bestand krijgt dan de extensie
.MID. Dat bestand kan zonder meer in de meeste sequencers worden
geladen.
De Standard Midifile is een uitvinding van Opcode Systems Inc.
SYNTH = Afkorting van Synthesizer.
SYNTHESIZER = Muziekinstrument dat electronisch geluiden
genereert. Meestal een toetseninstrument maar niet per definitie.
Met een synthesizer kun je geluiden maken en veranderen. Vroeger
werden synths gebruikt om geluiden te maken die niet bestonden
(Isao Tomita, Jean Michel Jarre en Vangelis). Tegenwoordig doen
synthesizers ontzettend hun best om zoveel mogelijk bestaande
instrumenten zo goed mogelijk te imiteren (80% van de
hitparademuziek). Moderne synthesizers zijn voorzien van midi.
Synths van voor 1985 meestal niet. Mopro levert voor veel
synthesizers edit-software. Je kunt daarmee je synthesizer editen
via de computer. Het voordeel daarvan is dat je alle parameters
tegelijk kunt zien en dat bijvoorbeeld de ADSR als curve op het
scherm wordt getekend. Ook kun je dan een handige en omvangrijke
database aanleggen van al je geluiden.
SYSTEM OPERATOR = De beheerder van een BBS. Bij ons op
MoproCom heet het echter niet System Operator maar
Administrator.
USER = Gebruiker van een produkt. Wie een Mopro produkt
heeft gekocht en ermee werkt, is een user. De user is het
eindstation voor een produkt. Het produkt legt gewoonlijk het
volgende traject af: Manufacturer -> Distributor -> Dealer
-> User. Support legt dezelfde weg af in omgekeerde
volgorde.
WERKGEHEUGEN = Het geheugen waarin het Operating System, de
applicatie en de data worden gezet als de computer aan staat.
Alles wat in het Werkgeheugen staat, verdwijnt daaruit als je de
computer uitzet. Wij bedoelen met Werkgeheugen dus het RAM dat
fysiek met simm-modules in de computer zit. Een harddisk is ook
RAM en strikt genomen ook Werkgeheugen, maar wij noemen dat niet
zo.
Voor PC met Windows en voor Apple Macintosh is 8MB Werkgeheugen
tegenwoordig min of meer standaard. Voor Atari computers is 4MB
voor de nieuwere toepassingen zeker nodig. Oudere Atari
programma's kunnen het vaak nog met 1MB doen.
WIMP = Afkorting voor Windows-Icons-Mouse-Pulldown menu's.
Hiermee wordt de grafische user-interface bedoeld zoals die wordt
gebruikt op Apple Macintosh, Atari en MS-Windows. Dit in
tegenstelling tot bijvoorbeeld MS-DOS waarin je commando's vooral
met toetsen en toetscombinaties invoert: (A:\dir). Volgens
sommigen staat de afkorting WIMP voor
Windows-Icons-Menu's-Pointing device. Dat komt op hetzelfde
neer.
XG = Extended General Midi. Een 'standaard' die Yamaha
heeft geintroduceerd. Het antwoord op GS van Roland. XG is nieuwer
en gaat verder dan GS. In XG zijn meer parameters
gedefinieerd.
*** (c) ~Willem van den Top / Mopro 1995 Bewerkt in 2001